Ik heb altijd graag gefietst. Op mijn zesde kreeg ik mijn eerste fiets. Fietsen moest je toen nog echt leren. En er werd ook een fiets op de groei gekocht, dus er zaten blokken op de trappers. En ik meende al heel gauw, dat ik het fietsen onder de knie had. Ik riep mijn ouders, dat ze moesten komen kijken en… ik fietste prompt de sloot in.
Het is allemaal goed gekomen en het leek me op een gegeven moment leuk om er eens met een ligfiets op uit te gaan. Die huurde ik bij een fietsenmaker en dat leidde door de goede ervaringen tot de aankoop van een ligfiets.
Een ligfiets was toen, rond 1992, al bijzonder en om de schooljeugd meteen maar de fiets te tonen, zodat zij het gewoon zouden vinden, kwam ik een keer op een ochtend heel vroeg op de ligfiets naar school. Er waren nog geen leerlingen en niemand had me gezien. Op school werd aangekondigd, dat ik na schooltijd een rondje om de school zou fietsen. En ja hoor… het stond zwart van de kinderen en mensen om mijn ligfiets te zien.
Ik heb er fietsvakanties in Nederland mee gemaakt. Dat was niet zo’n succes, omdat alle bagage in een dubbele fietstas achterop zat. Zodoende kwam alle gewicht op het achterwiel terecht en dat leidde verschillende keren tot spaakbreuk. Uiteindelijk heb ik het achterwiel tijdens een fietsvakantie moeten laten verspaken.
Op een gegeven moment had ik vier fietsen. Van voor naar achter: de ligfiets, een racefiets en een stadsfiets (een gewone fiets voor alledag).
En nu heb ik nog drie fietsen, namelijk een stadsfiets, een hybride fiets (zit tussen een racefiets en een mountainbike in) en een randonneurfiets (een trekkersfiets voor op fietsvakanties).